Niveau : A1–A2 • Catégorie : Conjugaison

Conjugaison — willen / kunnen / moeten

Tableaux courts + exemples naturels, 100% originaux.

Présent — willen / kunnen / moeten

Personnewillenkunnenmoeten
ikwilkanmoet
jij/jewiltkuntmoet
hij/zij/hetwilkanmoet
wij/wewillenkunnenmoeten
julliewillenkunnenmoeten
zij/zewillenkunnenmoeten

Notes d’usage

  • Variation orale : on entend aussi jij wil / jij kan.
  • Après un modal, l’infinitif va à la fin : Ik kan vandaag niet komen.

PrécédentSuivant → • Hub grammaire